Selecteer een pagina

Ik schijn vrij vroeg gestopt te zijn met geloven in Sinterklaas. Ik kan me zelf niet herinneren wanneer maar het moet al voor mijn vierde geweest zijn. Een van de verhalen waar ik niets van geloofde was dat Zwarte Piet zwart was van het roet van de schoorsteen. Mensen kunnen helemaal niet door schoorstenen en bovendien was Zwarte Piet overduidelijk een neger met zijn rode lippen en oorringen en kroeshaar. Ik wist immers hoe Afrikanen er uitzagen.

Mijn jeugd was vergeven van de raciale stereotypen. Van kinderversjes over moriaantjes tot strips over kannibalen met beenderen door hun neus. En Kuifje natuurlijk en Sjors en Sjimmie. Sinterklaasliedjes logen er ook niet om. Mijn ouders en mijn lagere school voelden zich daar zo ongemakkelijk over (46 jaar geleden al!) dat ze over Zwarte Piet een overduidelijk onzinverhaal vertelden. Dat ongemak ging langs mij heen. Wat de stereotypen met me deden vind ik moeilijker te achterhalen. Ik kreeg immers een keurige, humanistische opvoeding waar de gelijkwaardigheid van alle mensen voorop stond en, belangrijker nog, tot de middelbare school kwam ik eigenlijk niemand tegen met een andere huidskleur.

Stel dat dat wel was gebeurd en dat in mijn lelieblanke lagere schoolklas wel een kindje met een donkere huid had gezeten. Hoe wij als kinderen met elkaar omgingen doet het ergste vrezen. Met genadeloze precisie werd ieder afwijking benoemd en, als dat zo uitkwam, gebruikt om te pesten en uit te sluiten. Ik was een brillejood, een slome en een studiebol (allemaal waar) en ik was zelf ongetwijfeld even wreed tegen mijn klasgenootjes. Het lijkt me naïef om te denken dat dat donkere kindje niet iedere dag duidelijk was gemaakt dat zij anders was, simpelweg omdat ze een andere huidskleur had.

De fantasie dat kinderen van nature kleurenblind zijn en vooroordelen pas ontwikkelen als ze dat door hun omgeving actief wordt aangeleerd is vooral dat: een fantasie. In werkelijkheid zien baby’s al met 6 maanden het verschil tussen mensen met een verschillende huidskleur zoals ze dan ook al verschillen tussen mannen en vrouwen opmerken. Categoriseren en generaliseren zijn de belangrijkste gereedschappen waarmee kinderen leren van hun ervaringen. Ze doen dat grotendeels zelf maar gebruiken natuurlijk wel de informatie die we hen bewust en onbewust aanreiken. Dat systeem is heel krachtig maar ook feilbaar. Een vooroordeel is makkelijk geboren. Zo kan een 4-jarige, die 3 keer een donkere man achter de vuilniswagen heeft zien lopen, zo maar concluderen dat alle Surinamers vuilnismannen zijn.

Kinderen zijn niet lief en onschuldig. Je zult ze moeten opvoeden. Het sinterklaasfeest is er een mooi voorbeeld van. Een vrolijke good cop, bad cop act van Sint en Piet met een simpele morele les: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe. Prachtige afgestemd op het morele ontwikkelingsniveau van een vierjarige. En passant leren kinderen een waardevolle les: volwassenen vertellen soms dingen die niet waar zijn. Laten we er rekening mee houden dat we kinderen ondertussen ook nog iets leren over machtsverhoudingen en huidskleur en, als we niet oppassen, iets anders dan ze bij Sesamstraat wordt verteld.

Ik vind het een bizar idee dat de discussie over Zwarte Piet schadelijk zou kunnen zijn voor de tere kinderzieltjes. Nota bene bij een kinderfeest waar we zonder problemen een collectieve leugen vertellen en dreigen met lijfstraffen als kinderen niet zoet zijn. Laten we die discussie dus vooral wel voeren. Dat zijn we verplicht aan diegenen die nu voortdurend geconfronteerd worden met een van de abjecte symbolen van institutioneel racisme: de black face. Dat zijn we echter vooral verplicht aan onze kinderen. In een moderne, multiculturele, samenleving zal je kinderen moeten leren wat huidskleur en ras wel en niet betekenen. Als je dat alleen maar overlaat aan hun eigen waarnemingen en interpretaties gebeuren er onvermijdelijk ongelukken en beschadig je hun zieltjes pas echt.

 

Foto: Kinderen kijken naar het Sinterklaasjournaal, NTR